Met de onlangs gepubliceerde Ontwerp-Nota Ruimte maakt het Rijk ruimtelijke keuzes voor 2030 en 2050, met een doorkijk naar 2100. Door nu structurerende keuzes te maken, voorkomen we het afschuiven van problemen naar elders of naar toekomstige generaties. Deze manier van ruimtelijk ordenen op nationaal niveau kent een lange traditie. In deze zevendelige serie, geschreven door architectuurhistoricus en RO-vakjournalist Marieke Berkers, brengen we die traditie in beeld. Hoe kreeg beleid ruimtelijk vorm en met welke consequenties? Leidde die tot verdiepend vervolgbeleid? Of zetten ruimtelijke resultaten en maatschappelijke ontwikkelingen de overheid juist aan om te veranderen van richting?
Wie door Eindhoven struint en daarbij de meanderende loop van het riviertje De Dommel volgt, vergeet soms dat hij zich in de grote stad bevindt. Hoe is het mogelijk dat je een hele stad kunt doorkruisen via aaneengesloten groen? Deze groene werkelijkheid komt voort uit een planmatige werkelijkheid. Een die de stad mede te danken heeft aan het Rijk en die bovendien het begin markeert van een ruimtelijke ordeningstraditie op nationaal niveau. Dit eerste deel vertelt over die beginjaren: van 1900 tot 1960. Hoe heeft het Rijksbeleid van toen het aanzicht van ons land veranderd? En wat leidde ertoe dat Nederland in 1960 - eindelijk - een Eerste Nota Ruimtelijke Ordening kreeg?
Beeld: © Regionaal Historisch Centrum Eindhoven
Uitbreidingsplannen voor de Gemeenten Eindhoven, Woensel, Stratum, Gestel, Strijp en Tongelre, Stratum, 1918. Ontwerp: J. Cuypers & L. Kooken.
'Orde scheppen in den chaos'
De planmatige werkelijkheid in Eindhoven heeft een naam: Het Algemeen Uitbreidingsplan voor Groot-Eindhoven. De eerste versie hiervan was klaar in 1918 en werd in 1930 herzien door de planoloog Joël Meijer de Casseres. Dat de stad Eindhoven dergelijke uitbreidingsplannen liet maken is geen vanzelfsprekendheid en ook geen toeval. Het was politiek gestuurd. De Woningwet van 1901 verplichtte grote steden namelijk om stadsuitbreidingsplannen te maken en up te date te houden. De Casseres, verwoordde begin jaren dertig bondig het belang ervan: "Hoofdtaak is […] orde te scheppen in den chaos der ruimtelijke manifestatie van de samenleving".
Beeld: © Nieuwe Instituut
Algemeen Uitbreidingplan Eindhoven, B Overzicht, 1930. Ontwerp: Joël Meijer de Casseres.
Ontwerpen aan een gezonde stad
Orde scheppen was nodig ook! Want de groeiende industrialisatie van steden had rond 1900 overal in Nederland voor ruimtelijke chaos gezorgd. De industrialisatie trok als een magneet plattelandsbewoners naar de stad. Maar waar moesten die mensen wonen? Razendsnel bouwde iedere speculant die maar kon, zonder planmatige aanpak of zicht op wat de stad voor de lange termijn nodig had, woning na woning bij. Deze huizen waren vaak slecht van kwaliteit. Vochtig en tochtig. Ook de aanleg van riolering en andere voorzieningen liep achter. Spoedig woedden er ziektes door de stad, zoals cholera, tyfus of tuberculose. De stad die Casseres en zijn collega’s tekenden was daarom niet zomaar een stad. Het was een gezonde stad. Ze kleurden de bestaande beeklopen bewust groen. Deze groene wiggen waren de groene longen van de stad. Ze boden mensen de ruimte om op adem te komen in hun sterk verstedelijkte stad.
De Woningwet van 1901
De Woningwet van 1901 was bijzonder doelmatig. De wet maande gemeenten niet alleen aan om stadsuitbreidingen planmatig aan te pakken. De wet verplichtte ze ook om voorschriften op te stellen om ‘behoorlijke bewoning’ voor elkaar te krijgen. Zo moest een woning bijvoorbeeld beschikken over een wc en gezinswoningen dienden uit meerdere kamers met natuurlijk daglicht bestaan. Gemeenten mochten slechte woningen als onbewoonbaar aanwijzen en slopen. Daarnaast besloot de overheid met subsidies te gaan investeren in de bouw van betere woningen.
Beeld: © Amand, Gustaaf Leonardus Adolf (1833-1897)
Pagina 1 van de Woningwet 1901 Het beeld toont de eerste pagina van de definitieve tekst van de Woningwet van 1901. In de kantlijn zijn nog de laatste aanpassingen te lezen, die ondertekend zijn door de Ministers van Financiën, Binnenlandse Zaken en Justitie.
Redelijke eischen van Welstand
De leidde tot een grote kwaliteitsverbetering van de bouw. De overheid stimuleerde bovendien de opleiding van vakmatig geschoolde bouwvakkers. Nog steeds wonen overal in Nederland mensen in deze huizen. Sommige staan nog fier overeind. Neem het rijtje arbeiderswoningen aan de Van Beuningenstraat in Amsterdam dat architect Jan Ernst van der Pek in 1908 en 1910 in opdracht van woningbouwvereniging Rochdale ontwierp. Het is een van de vele versteende bewijzen van wat de Woningwet betekend heeft voor steden en haar inwoners. Rond 1920 werden subsidieregelingen bovendien voorzien van de eis dat bouwplannen ook op kwaliteit getoetst moesten worden. Onafhankelijke schoonheidscommissies bogen zich over bouwplannen en toetsten deze aan de ‘redelijke eischen van Welstand’. Het waren de voorlopers van de huidige Commissies Omgevingskwaliteit.
Beeld: © 2001, Stichting Wetenschappelijke Atlas van Nederland / Atlas van Nederland, deel 20: Landinrichting, 1986
Kaart met Ruilverkavelingsgebieden uitgevoerd tussen 1924 en 1984
Voortbouwen op keuzes van toen
Zo zie je maar. Beleidskeuzes van ruim honderd jaar oud hebben het aanzicht van de stad en de instrumenten waarmee we ruimtelijk ordenen blijvend veranderd. Voor de huidige stad Eindhoven is de historische keuze om groene wiggen in te tekenen een zegen gebleken. Deze zone biedt nu namelijk kansen om opgaven zoals de opvang van piekbuien, het tegengaan van hittestress of verbeteren van biodiversiteit in de stad plek te geven. Nieuw beleid kan voortborduren op oud beleid.
Dienst voor het Nationale Plan
Soms ook besluit de overheid bij te sturen op eerder gemaakte keuzes. In de jaren vijftig bleek dat industrialisatie en mechanisatie het welvaartsniveau in Nederland omhoog gekrikt had, maar niet voor iedereen. Naast economisch sterke regio’s zoals de Randstad waren er ook economisch achtergestelde regio’s ontstaan, zoals delen van Limburg, Brabant en Drenthe. Wilde je groei blijvend stimuleren en tegelijkertijd de achterstand aanpakken, dan moest je beide opgaven in samenhang bekijken. Zo constateerde de in 1941 opgerichte Dienst voor het Nationale Plan in de jaren vijftig. Om dat voor elkaar te krijgen was een plan nodig op nationaal niveau. Gehinderd door de wederopbouw liep de maak ervan enige vertraging op. Maar de notie gold niettemin als opmaat naar wat in 1960 de Nota over de Ruimtelijke Ordening zou gaan heten, oftewel de Eerste Nota Ruimtelijke Ordening. Hoe evenwichtig plannen in zijn werk gaat en waar het ruimtelijk toe leidde, leest u in deel twee van deze serie.
Beeld: © Stadsarchief Amsterdam. Collectie: Archief van de Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting
Van Beuningenstraat, hoek Fannius Scholtenstraat Architect: J.E. van der Pek. Westp. 5, Rochdale, Van Beuningenstraat, Westerpark.