Tussen Utrecht, Houten en Zeist komen er de komende jaren ruim 60.000 woningen bij. Maar waar haal je € 206 miljoen vandaan om ervoor te zorgen dat er ook genoeg groen komt? Jan Smelik van adviesbureau Rebel liet samen met een aantal collega’s zien dat het kan, met een methodiek die nu ook in andere gebieden wordt toegepast.

Beeld: Chris Reichgelt

Het Kromme Rijn Linielandschap is een gebied van 4.000 hectare tussen Utrecht, Houten, Bunnik, Zeist, Nieuwegein en Utrechtse Heuvelrug. Het staat voor een enorme opgave: door de woningbouwplannen komen er naar schatting 140.000 inwoners bij. Tegelijkertijd staan bestaande natuurgebieden, zoals Amelisweerd, nu al onder druk.

Groen groeit niet vanzelf mee

“In het Kromme Rijn Linielandschap loop je in de zomer op sommige plekken echt over de mensen heen”, vertelt Jan. “Sinds de coronapandemie is het gebruik van dit gebied flink toegenomen, vooral door mensen die hun hond uitlaten of een rondje gaan hardlopen.”

"Er komen 60.000 woningen bij, dan heb je het over een gemeente zo groot als Amersfoort"

Het gebied kent een rijke geschiedenis en herbergt unieke landschappelijke en cultuurhistorische waarden, waaronder delen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Tegelijkertijd staat de regio voor grote uitdagingen: de natuurwaarden staan onder druk, er is een forse wateropgave, het perspectief voor de landbouw is onduidelijk en er zijn veel barrières door snelwegen en spoorlijnen. “Er komen 60.000 woningen bij, dan heb je het over een gemeente zo groot als Amersfoort”, zegt Jan. “Bij de Merwedekanaalzone bouwen ze een heel nieuw stadsdeel erbij.”

Het groeiende ruimtebeslag vraagt om een doordachte aanpak. Het initiatief hiervoor ontstond uit een samenwerking tussen de ministeries van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en de Provincie Utrecht. Rebel werd betrokken vanwege zijn ervaring met gebiedsfinanciering.

Eerder maakte het bedrijf landelijke kosten-baten analyses op landelijke en regionale schaal (o.a. GIOS en de Maatlat Klimaatadaptatie) en kon deze methode nu toepassen op een gebied om bekostiging en realisatie in de praktijk te brengen.

Concreet maken vanaf dag één

Wat deze aanpak ontzettend helpt, is dat abstracte beleidsvisies direct zijn vertaald naar een concreet gebied met een realistische businesscase. Geen ‘visieland’, maar een uitvoerbare kaart.

Projectleider Hilco van der Wal ging met alle betrokken gemeenten en stakeholders in gesprek. Het bijzondere: hij liet een tekenaar meelopen die alles direct visueel maakte op de kaart. Het resultaat: een uitvoeringsprogramma met 23 infrakunstwerken (bruggen, tunnels, ecoducten), 85 kilometer wandel- en fietspaden, 570 hectare nieuwe natuur en 140 hectare recreatiegebied. Samen goed voor 1.225 hectare extra bereikbaar landschap. Niet in beton gegoten, wel een eerste stap waarmee we naar het financiële plaatje kunnen kijken.

“Dat gebeurt niet vaak in dit soort gebieden”, legt Jan uit. “Door van onderop de bestaande plannen op te halen en die in schets op de kaart te zetten, konden we een berekening maken van de businesscase. Dit maakte alles enorm concreet.”

Rekenwerk voor het landschap

Het idee achter de aanpak is niet alleen naar de kosten van groen te kijken, maar ook naar de maatschappelijke baten. Jan: “In de jaren hebben we goede modellen ontwikkeld om de baten van groen in te berekenen. Daar kwamen allemaal ideeën uit voor alternatieve vormen van bekostiging. Maar uiteindelijk moet je het in de praktijk zien te regelen en voor elkaar krijgen. Dan pas leer je of het echt werkt, en waarom. Die proef hebben we nu op de som genomen.”

De cijfers zijn indrukwekkend: eenmalig € 206 miljoen plus jaarlijks € 9 miljoen aan beheerkosten. Per nieuwe woning komt dat neer op € 3.400. Dat is slechts 1% van de gemiddelde bouwkosten per woning van € 250.000. Per woning komt er ongeveer 200 m² bereikbaar groen bij.

Tegenover de kosten staan aanzienlijke baten: € 430 miljoen over een periode van 50 jaar. De grootste opbrengst zit in gezondheidswinst (€ 154 miljoen) door minder sterfte, betere luchtkwaliteit en meer beweging. Daarnaast levert het een energiebesparing op van € 65 miljoen door het verkoelende effect van groen en € 58 miljoen aan extra recreatie-inkomsten.

De financiële puzzel

De echte uitdaging: wie betaalt wat? Rebel ontwikkelde een systematische aanpak om alle mogelijke geldstromen in kaart te brengen.

"We wilden niet alleen dit gebied verder helpen, maar ook inzichten opleveren voor het Rijk en andere regio’s"

Volgens Jan zijn er flinke investeringen nodig: “Daar gaan best wel grote bedragen in zitten, en dat geld is er over het algemeen gewoon niet, of niet voldoende. Tegelijk valt het in het niet vergeleken met de kosten voor infrastructuur en woningbouw, terwijl het wel grote kwaliteit toevoegt.”

Woningbouw als uitgangspunt (28% van de kosten)

“Het ligt voor de hand om een deel van de kosten te dekken via bijdragen uit de woningbouw”, zegt Jan. “Dit is ook in lijn met het uitgangspunt van het programma Groen Groeit Mee: als het aantal woningen groeit, moet het groen meegroeien.”

Na gesprekken met experts wordt geschat dat vanuit rijksmiddelen voor woningbouw en bereikbaarheid ongeveer € 60 miljoen gedekt kan worden. Dit komt dan deels uit de Woningbouwimpuls (Wbi) en deels uit de grondexploitatie van nieuwe uitleglocaties, zoals mogelijk Houten-Oost.

Bestaande regelingen en budgetten (35-50% van de kosten)

Voor grote natuurgebieden zijn er via de bossenstrategie substantiële middelen beschikbaar. Verder kan de provincie Utrecht een bijdrage leveren vanuit de reguliere begroting en het programma Groen Groeit Mee. Voor de korte termijn richting 2029 (€ 26 miljoen) is de businesscase zelfs al volledig gedekt.

6 creatieve oplossingen

Er blijft dus nog ongeveer € 45 miljoen (20%) over die anders op moet worden gebracht. Hiervoor ontwikkelde het team 6 praktische ‘denklijnen’.

Een redelijk kansrijke oplossing kwam uit de hoek van de infrastructuur. Voor recreatieve paden is nauwelijks budget, maar voor functionele mobiliteit, zoals woon-werkverkeer, soms wél. Door routes slim te koppelen aan het Regionaal Fietsnetwerk, werd ‘fietsen voor de lol’ ineens ‘fietsen voor het werk’. En dus te bekostigen. “Het vinden van bekostiging voor fiets- en wandelpaden is maatwerk”, legt Jan uit. “Zoek aansluiting bij het Fietsnetwerk.”

Voor de grootste kostenpost bestaan alternatieven. Voor bruggen en tunnels (€ 68 miljoen) zijn nauwelijks standaardmiddelen beschikbaar. Jan: “Rijkswaterstaat heeft als doel doorstroming en veiligheid. Voor het opheffen van barrières voor wandelaars, fietsers en dieren is nauwelijks of geen geld. ” De oplossing: projecten vroegtijdig agenderen bij Rijkswaterstaat. De reactie? ‘Als je op tijd bent, dan kunnen we het nog wel eens meenemen. Als we toch bezig zijn met het groot onderhoud, dan is een tunnel voor bijvoorbeeld egels eronderdoor graven echt niet het probleem.’

Een derde innovatieve benadering betreft de grondkosten. In plaats van landbouwgrond volledig aan te kopen, kan die toegankelijk worden gemaakt voor recreatie, mét behoud van agrarisch gebruik. “Als landbouwgebied publiek toegankelijk wordt gemaakt en er worden landschapselementen toegevoegd, dan hoeft niet de volledige grond aangekocht te worden”, aldus Jan. "Daarvoor is wel compensatie voor de grondeigenaar nodig, dat is er nu onvoldoende."

Naast deze 3 voorbeelden bracht het team nog 3 aanvullende denklijnen:

  1. Gebiedsallianties van ondernemers – Lokale partijen zoals boeren en recreatieondernemers bundelen hun krachten om samen natuur te beheren. Dat vergroot het eigenaarschap én verlaagt de beheerkosten.
  2. Slimme grondruil tussen ontwikkelaars – Door grond uit te wisselen ontstaat ruimte voor natuur op de ene plek en woningbouw op de andere. Dat voorkomt versnippering en versnelt de planvorming.
  3. Bijdragen vanuit de zorgsector – Investeren in groen levert aantoonbare gezondheidswinst op. Op termijn zou het mooi zijn als dit leidt tot financiële bijdragen van bijvoorbeeld zorgverzekeraars of GGD’s, al zijn daar nog wel wat stappen voor te zetten.

Uitrol naar andere gebieden

Het onderzoek leverde een ‘blauwdruk’ op die andere regio’s ook kunnen gebruiken. “We wilden niet alleen dit gebied verder helpen, maar ook inzichten opleveren voor het Rijk en andere regio’s”, zegt Jan.

Die uitrol is al begonnen. De methode gaat worden toegepast in andere gebieden met de ambitie om groen te laten meegroeien met de woningbouw. Meer achtergrondinformatie over de methodiek is te vinden in de blog Groen laten meegroeien met woningbouw: het kan!

Let op! Het plan voor het Kromme Rijn Linielandschap is een concrete uitwerking van het eerdere rapport van Jonne Velthuis van Rebel over de baten en kosten van vergroening in Nederlandse steden. Lees meer over de financiële verkenning.

3 lessen die bepalend zijn voor het succes

  1. Samenwerking op 3 niveaus: effectieve samenwerking vindt plaats op lokaal, decentraal en nationaal niveau. Lokaal: ondernemers voor draagvlak en praktische bijdragen. Decentraal: provincie, gemeenten en waterschap bundelen hun middelen via samenwerkingsovereenkomsten. Nationaal: verschillende ministeries werken samen aan gebiedsontwikkeling.
  2. Concreet maken vanaf dag één. "Veel plannen blijven hangen in visieland”, constateert Jan. "Je kunt er wel over praten, maar zolang het vaag blijft, gebeurt er niks." Door direct concreet te worden, kun je echt gaan rekenen en financiering regelen. “Zet het op de kaart en bepaal welke ingrepen je gaat doen.”
  3. Systematisch alle opties verkennen. Van rijkssubsidies tot bijdragen van lokale ondernemers: elke mogelijkheid wordt onderzocht. "Het is puzzelwerk, maar door systematisch te zijn mis je geen kansen."

Realistische verwachtingen

Jan is nuchter over de uitvoering: “Het zal niet zo worden gerealiseerd als nu in het programma staat. Maar dat is ook niet het idee. Het idee is dat we er al een stuk verder mee komen, en ik zie dat echt wel gebeuren.”

“Dit was eigenlijk fantastisch om te doen”, concludeert Jan. “Want dan ga je pas echt werken naar de realisatie van natuur. En daarvoor doe je het natuurlijk.”

Voor het Kromme Rijn Linielandschap betekent het meer groen voor duizenden nieuwe bewoners. En voor andere regio’s biedt het een aanpak die werkt én inspireert. “Dit plan laat zien dat investeren in groen niet alleen nodig is, maar ook uitvoerbaar en betaalbaar”, zegt Jan. “Juist door lokaal te denken én systematisch te rekenen, maak je van groen geen sluitpost maar een volwaardige bouwsteen van gebiedsontwikkeling. Wie vandaag investeert in groen, bouwt aan de leefbaarheid van morgen.”