Beekherstel als ruimtelijke opgave: lessen van de Kleine Beerze

Praktijkverhalen

In een zesdelige artikelreeks gaan journalist Mark Hendriks en fotograaf Nadine van den Berg in actuele projecten op zoek naar ruimtelijke kwaliteit. Is het aanwezig en zo ja, waar blijkt dat dan uit? In aflevering 5 het herstelde beeklandschap van de Kleine Beerze. 

Beeld: Nadine van den Berg
Tekst: Mark Hendriks

Als we vanaf de Sint-Lambertuskerk in het Brabantse Vessem richting het dal van de Kleine Beerze lopen, wijst Theodoor Hendriks om zich heen. ‘Je moet je voorstellen dat dit tot voor kort een klassiek ruilverkavelingslandschap was. Volledig gerationaliseerd, met een rechtgetrokken beek en allemaal dingen die eigenlijk niet konden. Zoals aardappelteelt op de lagere en natte gronden, nieuw bos en vooral veel mais.’ Als we even later over een zandweg tussen de broekbosjes een veerooster passeren, houdt de stedenbouwkundige stil. ‘Maar kijk eens hoe prachtig het gebied er nu bij ligt.’ We volgen zijn blik en zien hoe de Kleine Beerze op majestueuze wijze door het landschap stroomt. De meanders liggen als grote krullen in het bloemrijke gras, insecten zoemen boven de natte poelen, hier en daar een olifantenpaadje door het hoge riet. Wilgen en elzen vormen jonge boomsingels die haaks op de beekloop staan, net als in het oude slagenlandschap dat hier tot de jaren vijftig lag. Als de fotograaf constateert dat het allemaal vanzelfsprekend aanvoelt, knikt Hendriks. ‘Dit is het oorspronkelijke landschap, zo hoort een Kempisch beekdal eruit te zien.’

Beeld: Nadine van den Berg
Kleine Beerze meandert door het landschap.

Van voren af aan

Het herstelde beeklandschap is het resultaat van een intensief gebiedsproces dat meer dan twintig jaar geleden aanving. Toen sloegen partijen als Brabants Landschap, waterschap De Dommel, de gemeenten Eersel en Oirschot, de provincie Noord-Brabant en ZLTO de handen ineen om werk te maken van de problemen die zich rond de beek voordeden. ‘De grenzen van het rationele productielandschap waren bereikt’, blikt Hendriks terug, die jarenlang namens de gemeente Eersel optrad als gebiedsregisseur. Hij somt op: het waterschap stond aan de lat om de waterkwaliteit te verbeteren en verdroging tegen te gaan. Brabants Landschap wilde werk maken van natuur- en landschapsontwikkeling, terwijl de twee gemeenten zochten naar manieren om de dorpen aan de beek leefbaar te houden.

In die jaren stond het beekdal te boek als ecologische verbindingszone. Die nationale status hielp bij de financiering en grondverwerving. Maar toen het toenmalige kabinet Rutte II in 2010 een streep zette door deze zogenoemde evz’s, viel de basis onder het project weg. Niettemin besloten de gebiedspartijen met het beekherstel door te gaan. ‘Dat was niet makkelijk’, aldus Hendriks. ‘We moesten weer van voren af aan beginnen. Daarom is het zo bijzonder dat het uiteindelijk gelukt is.’

Beeld: Nadine van den Berg

Levensader

Beekherstel is vooral veel graven, benadrukt Hendriks die zelf in Vessem woont. De voornaamste ingreep is het weer laten meanderen van de waterloop. Daarvoor zijn op basis van archeologisch en historisch-geografisch onderzoek oude beeklopen in ere hersteld. Vanwege het kronkelende profiel houdt de beek water langer vast, waardoor uitdroging bij langdurig gebrek aan regenval zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het verondiepen van de waterloop zorgt voor meer stroming en een hoger zuurstofgehalte. Vissen hebben vrije doorgang doordat barrières zoals stuwen zijn weggehaald. Langs de beek liggen overstromingszones waar overtollig water infiltreert in de ondergrond. In het ideale geval gebruiken boeren de gronden in deze zones op extensieve wijze als mestvrij hooiland of voor de aanplant van bijvoorbeeld voedselbossen. Hendriks: ‘Ik ben onder de indruk hoe snel na deze hydrologische en technische ingrepen allerlei planten en dieren zijn teruggekeerd. Het laat zien hoe veerkrachtig de natuur is.’

Hij neemt zijn bezoek mee naar de zuidpunt van de herstelde beek die zich over acht kilometer uitstrekt tussen Vessem en Oostelbeers. Via een vlonderpad door een nat broekbos – ‘Hier staat het in de winter dus weer blank!’ – komen we bij een gereconstrueerde Romeinse grafheuvel. Het is een plek van verstilling, waar mensen graag komen om te mijmeren of te ontspannen. Voor Hendriks is de plek het bewijs dat de Beerze al 10.000 jaar een levensader is. ‘De steentijd, de Romeinen, allerlei agrarische ontwikkelingen – de Beerze heeft de beschaving altijd gevoed.’ Hij houdt even stil. ‘Maar de beek zelf was dus bijna dood.’

Als we in noordelijke richting de slingerende beek volgen, vragen we Hendriks waar voor hem de ruimtelijke kwaliteit in schuilt. Hij hoeft niet lang na te denken. ‘Herkenbaarheid, dat is de kern. Dus geen uniformiteit en monotonie, die meer dan 50 jaar dit ruilverkavelingslandschap hebben gekenmerkt, maar een landschap dat past bij de genius loci en recht doet aan het DNA van een beekdal. Zodat al die toponiemen hier, zoals ven, broek en riet, weer ergens op slaan.’

Beeld: Nadine van den Berg
Door de kronkelende vorm wordt het water langer vastgehouden.

Naar het water

Onderweg vertelt de voormalig gebiedsregisseur dat die herkenbaarheid niet voor iedereen klip en klaar is. ‘In de winter zijn niet alle paden toegankelijk omdat ze onder water staan. Mensen kunnen daar over klagen, terwijl ik denk: trek laarzen aan.’ Dan: ‘Het vergt enig historisch besef om het herstelde beeksysteem te snappen. Daar moet je mensen dus in meenemen, je moet het verhaal uitdragen.’

In die zin is de herstelde relatie tussen Vessem en de Kleine Beerze van grote waarde. Waar de beek en het dorp decennialang gescheiden waren, is Vessem nu weer een dorp aan de beek. Onder de vlag van het herstelproject is er een dorpsbeekpark gemaakt, compleet met voedselbos, moestuin, wandelpaden, zitplekken, schuilhut, speelplekken, uitkijktoren en strandje. De beek was voor veel Vessemers een 'losgezongen lijntje’, dat zich niks van de omgeving aantrok, vertelt Hendriks. ‘Nu is de grens tussen bebouwde kom en het beeklandschap weg. Je loopt zo van je huis via de struinpaden naar het water.’

Dat ziet ook Gerry Dorrestein, voorzitter van Stichting Dorp aan de Beek en in die hoedanigheid betrokken bij het beheer van de moestuin en het voedselbos, het maaien van de paden en de organisatie van schoolprojecten. ‘De “stroom”, zoals ze de Kleine Beerze hier noemen, hoort weer bij het dorp’, laat hij telefonisch weten. ‘Mensen laten er hun hond uit, kinderen spelen en ravotten, er zijn regelmatig familie- of kinderfeestjes.’ Hoewel de gemeenschapszin in Vessem van oudsher groot is, ziet Dorrestein dat in de moestuin twee groepen samen komen. ‘Onder de vrijwilligers heb je zowel oorspronkelijke Vessemers als mensen die hier nog niet zo lang wonen – de zogenoemde import.’ De groente en het fruit uit de moestuin en het voedselbos zijn razend populair. ‘Als we de oogst op een kar leggen is die binnen de kortste keren leeg.’

Zelf loopt Dorrestein een paar keer per dag een rondje met de hond. ‘Soms ga ik bij de schuilhut zitten. Dan kijk ik het gebied in, en ben ik keer op keer onder de indruk van wat er vliegt, van wat er loopt.’

Beeld: Nadine van den Berg
Vrijwilligers aan het werk in de moestuin.

Kruidenrijk grasland

Langs de Kleine Beerze zijn glimpen te zien van een landbouw nieuwe stijl. Hier en daar zijn voormalige akkers beplant met bloem- en kruidenrijk grasland. Buiten de Kempen wordt gefluisterd dat de Kleine Beerze een proeftuin is voor hoe het evenwicht tussen landbouw en natuur hersteld kan worden. Het laat immers zien hoe een gezond watersysteem de basis is voor zowel natuurherstel als duurzame manieren van voedselproductie. Bovendien wekt het project de indruk dat organisaties met tegengestelde belangen over hun eigen schaduwen heen zijn gestapt.

De praktijk is evenwel weerbarstiger, blijkt uit het relaas van Hein Klaassen. De biologische melkveehouder uit Knegsel juicht beek- en landschapsherstel toe, maar vindt wel dat de samenwerking met agrariërs beter moet. ‘Boeren snappen heus wel dat ze langs een meanderende beek hun grondgebruik moeten aanpassen, dat bijvoorbeeld aardappelteelt niet meer kan. Maar ze willen wel in een vroeg stadium bij plannen betrokken worden.’ Klaassen herkent dan ook weinig van het zorgvuldige gebiedsproces dat langs de Kleine Beerze doorlopen zou zijn. ‘Neem het waterschap. Die richt zich in mijn ogen vooral op de beekloop. Wat een meter buiten de oever gebeurt is iemand anders zijn pakkie an.’

Klaassen gaf tien jaar geleden zelf het goede voorbeeld. Hij was een van de eerste boeren die langs de beek op biologische wijze voer voor zijn koeien verbouwde. ‘Ik heb daar jarenlang 12 hectare van de provincie gepacht. Ik had er graan staan en kruidenrijk grasland. De randen waren ingezaaid met een bloemenmengsel, en we mochten pas maaien als het broedseizoen voorbij was. Mais was uit den boze, net als – vanzelfsprekend – het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen.’ Toen vorig jaar de pachtgronden opnieuw gegund werden, raakte Klaassen zijn hectares weer kwijt. ‘Ik vind het vreemd dat de wetten van de vrije markt de boventoon voeren. Daardoor wegen marktprijzen zwaarder dan eisen aan het grondgebruik.’ Wat hij bedoelt, is dat pal aan de beek nog wel natuur- en duurzaamheidseisen gelden, maar dat even verderop de provincie de voorkeur geeft aan de hoogste bieder. ‘En tegen een regulier landbouwbedrijf leg ik het als biologische boer al snel af.’ Het is aldus Klaassen een van de redenen waarom een aanzienlijk deel van de gronden in het beekdal nog altijd op traditionele wijze bewerkt wordt.

Beeld: Nadine van den Berg

Strakgetrokken landschap

Klaassen brengt de door hem en anderen in 2018 geïnitieerde Landcoöperatie ter sprake, het sympathieke idee dat bewoners samen gronden aankopen die vervolgens door boeren uit de buurt op natuurvriendelijke wijze bewerkt worden. ‘Het was heel vooruitstrevend. Je besluit met z'n allen over wat er in het beekdal gebeurt. Om verschillende redenen, waaronder de weerzin bij sommige boeren en toch ook wel de hoge kosten van een lidmaatschap, is hier vroegtijdig een eind aan gekomen.’ Dan: ‘De geesten waren er mogelijk niet rijp voor. Wie weet moeten we het op een later moment nog eens proberen, als het beekherstel tot wasdom is gekomen.’

Stappend door het hoge gras erkent Theo Hendriks dat er veel verzet is geweest. En nog steeds zijn boeren niet blij als land onder water staat. ‘Dan zeggen ze: vóór het beekherstel hadden we dit niet.’ Hij snapt dat veel agrarische families gehecht zijn aan het ruilverkavelingslandschap – het heeft hen immers veel gebracht. Ga maar na: tot de Tweede Wereldoorlog kampte het gebied regelmatig met overstromingen en hadden de keuterboeren moeite om het hoofd boven water te houden. De rationalisatie opende deuren en bracht de streek welvaart, legt Hendriks uit. ‘Voor die mensen was het strakgetrokken en grootschalige landschap van grote betekenis, ze zagen er schoonheid in.’ Het laat zien hoe tijdsgebonden het denken over kwaliteit is. Maar, benadrukt Hendriks, het landschap van de ruilverkavelingen liep ten einde. ‘Voor het publieke belang, voor de kinderen van deze gezinnen, is het beekherstel echt het beste.’

Lokale economie

Ten noorden van Vessem voert de wandeling door een in de woorden van Hendriks ‘robuust landschap’ van herstelde voordes, oude veenpakketten en verse gras- en rietlanden. Overal trekken jonge elzensingels lijnen door het landschap. De tocht eindigt in het moerassige Molenbroek, dat de potentie heeft om uit te groeien tot een kalkveenmoeras. In de verte refereert een kunstwerk aan de oude watermolen die hier ooit stond.

De weg terug naar Vessem loopt langs de boerderij van Jos en Marie-Jose Mijs die de werkzaamheden aan de Kleine Beerze aangrepen om hun melkveehouderij te verbreden. Ze startten een camperplaats en openden boerderijrestaurant De Spekdonken. Het laat zien dat ook de lokale economie profiteert van het beekherstel. Hendriks terwijl hij een slok neemt van een lokaal biertje: ‘Al die wandelaars die door het gebied gaan willen een hapje eten en wat drinken. Daarvoor kunnen ze terecht op dit erf.’

Beeld: Nadine van den Berg
Boerderijrestaurant De Spekdonken.

Kenmerken Kleine Beerze

Locatie: tussen Vessem en Oostelbeers, Noord-Brabant
Lengte: 8 kilometer
Initiatief: Waterschap De Dommel, Brabants Landschap, provincie Noord-Brabant, gemeenten Oirschot en Eersel, ZLTO
Landschapsontwerp: Bosch Slabbers landschapsarchitecten
Toekomstwaarde: beekherstel leidt tot een robuust en adaptief landschap dat mogelijke gevolgen van klimaatverandering (met name watergebrek) voorkomt, biodiversiteitsherstel stimuleert en waterkwaliteit verbetert
Koppeling met andere opgaven (gebruikswaarde): het oorspronkelijke beeklandschap biedt een basis voor de aanpak van opgaven op het gebied van natuur en landbouwtransitie, en het mogelijk maken van recreatief gebruik 
Belevingswaarde: de beekloop is weer zichtbaar en toegankelijk, relatie tussen beek en aanliggende dorpen hersteld
Sleutels tot succes: gebiedspartijen die samenwerken; door de logica van het landschap te volgen dienen oplossingen 'zich vanzelf' aan