Watermolenlandschappen van Noord-Brabant

Praktijkverhalen

De afdeling Ruimtelijke Kwaliteit vroeg fotograaf Theo Baart om een serie te maken van plekken die volgens hem opvallen vanwege de ruimtelijke ingrepen die er nu al te zien zijn of in de maak zijn. Theo vertelt in woord en beeld wat hem opvalt bij de gerealiseerde ruimtelijke kwaliteit, onder het motto ‘wat je ziet dat zijn wij’. Deel 2: Noord-Brabant is de afgelopen decennia getransformeerd naar een versnipperd gebruikslandschap gelardeerd met restanten uit het verleden zoals de watermolens. Dat wordt vooral duidelijk langs de Dommel, de groen-blauwe ader bij Eindhoven. Hoe kan het watermolenlandschap deze dooradering versterken en bijdragen aan  klimaatbestendigheid in een verstedelijkt landschap?  

De Dommel en de industrialisatie

De Dommel begint in België en loopt dwars door Eindhoven en vanaf daar via een paar kleinere kernen naar ‘s Hertogenbosch. De waterloop van deze laaglandbeek heeft het landschap gevormd. Vanuit België gezien ‘valt’ het water naar beneden en als in een trechter verzamelt het zich in Eindhoven. Daarom waren er vanaf de middeleeuwen veel watermolens op de Dommel. Het water leverde de energie om te malen of voor andere industriële activiteiten zoals de textielnijverheid. Zo begon in Eindhoven Philips zijn activiteiten in een voormalige watermolen aan de Dommel. Wie goed kijkt ziet de restanten van de start van de industrialisatie nog terug in het stadslandschap. Het Van Abbemuseum is gesitueerd in de bocht van de Dommel op de plek waar ooit een watermolen stond. In en rond Eindhoven ontstond vorige eeuw een gebruikslandschap met bedrijventerreinen, woonwijken, intensieve veehouderij en infrastructuur. Hier en daar bleven wat cultuurhistorische elementen in het beekdal gespaard, zoals een paar watermolens.

Watermolenlandschappen

Om een watermolen in werking te stellen, werd het beekwater met een stuw opgestuwd. Het opgestuwde water zette het waterrad in werking, dat op zijn beurt bijvoorbeeld een molensteen aandreef. Door de opstuwing van het water kon de molenaar ook het achterliggende landschap bedienen. Zo ontstonden natte bodemtypes, met specifieke, natte zegge- of grasland vegetaties, die tegenwoordig ecologisch hoog worden gewaardeerd. Zo’n landschap wordt watermolenlandschap genoemd. 

In de winter kon de molenaar er met de stuw voor zorgen dat de beemden (hooilanden) in de nabijheid onder water kwamen te staan en daarmee zowel de vismigratie accommoderen als - op een natuurlijke manier - het land bemesten. De watermolen gebruikte de directe omgeving gecontroleerd als waterberging. Zo ging het al eeuwen. Aan nog bestaande watermolenlandschappen is goed te zien hoe de functie en inrichting van het ommeland samengaan. De percelen zijn vaak klein, heggen en houtwallen zijn er nog. Je kunt er doorheen wandelen maar dan zijn laarzen wel een voorwaarde. Tot aan de Tweede Wereldoorlog was de Dommel in feite een cascade van opeenvolgende watermolenlandschappen.

De Dommel als kanaal

De Dommel werd na de Tweede Wereldoorlog gekanaliseerd, bochten werden rechtgetrokken. Het moest afgelopen zijn met de periode van natte voeten in het Brabantse landschap. Het water moest snel worden afgevoerd en het land moest voor de boeren altijd bewerkbaar zijn. Deze benadering paste in de tijd van rationalisatie van het landschap, waarin ruilverkaveling en schaalvergroting van de agrarische sector een belangrijke rol speelden. In de jaren ‘90 van de vorige eeuw begon het besef te ontstaan dat die benadering ook een keerzijde had. Het verlies aan natuurwaarden en cultuurhistorische elementen in het Brabantse landschap was wel erg groot geworden, bovendien kregen de zandgronden door de snelle waterafvoer te maken met verdroging. Stap voor stap werd de waarde ingezien van de Dommel als groene long – zij het met tekenen van emfyseem - voor het verstedelijkte gebied van de metropolitane regio Eindhoven. Er werd een start gemaakt met beekherstel en hermeandering. De watermolens werden herontdekt en de exemplaren die de vooruitgang hadden overleefd werden vooral door particulieren gekoesterd, hersteld en recentelijk ingezet als oplossing voor klimaatverandering.

De A2 en de A67 komen samen bij knooppunt de Hogt. De Dommel stroomt eronderdoor.

Hedendaags werklandschap

In de stad Eindhoven zijn de watermolens verdwenen. Er zijn nog wel plekken die er naar verwijzen zoals de Kempense Plassen die gevoed worden door de Dommel. Bij de Hogt komen de snelwegen A2 en A67 elkaar tegen in een groot knooppunt dat grotendeels op pilaren is gebouwd. De A2 en A67 zijn opgetild omdat de Dommel daar onderdoor moet stromen. Hier is de Dommel zo’n twaalf meter breed en de aanblik onder al dit beton doet denken aan de gekanaliseerde open riolen zoals in Jakarta of Manilla. Hier is Arcadia even ver weg. Een stukje naar het Zuiden toe is de Dommel weer vrij en meandert door een natuurgebied. De A67 loopt hier parallel met de rivier. Zicht op deze snelweg geeft een schokkend beeld. Een van de meest geavanceerde werklandschappen ter wereld (ASML) ligt aan de horizon opgesloten achter een snelwegbarrière.

Het is niet zo dat de duizenden ASML-werknemers dit groene gebied niet kunnen bereiken, maar alleen als ze zo dapper zijn om de onderdoorgang Runstraat te nemen, die als locatie uitermate geschikt is voor de opname van een thriller over een seriemoordenaar. Er is geen uitnodigende verbinding naar de Dommelstraat (een zandpad) en de Kempense Plassen. Hier ligt een grote kans om de verbinding te maken tussen de beek en haar mooie omgeving met het jonge werklandschap.

Het geavanceerde werklandschap van AMSL langs de A67.

Het hedendaagse belang van het watermolenlandschap

De Dommel heeft nog een paar watermolens die werken. De meesten zijn gesloopt want die stonden de vooruitgang in de weg. In een smalle strook groen tussen Eindhoven en Nuenen ligt de Collse watermolen. De Collseweg leidt de bezoeker langs Carwash Nuenen en de Peugeot-dealer, op een liefdeloos ingericht bedrijventerrein, zoals je dat overal in Nederland vindt. En dan neemt de weg een bocht en begint een andere wereld waar de groene long nog ongeveer 300 meter breed is en waar in het hart de Collse watermolen staat.

Aan de andere kant van de groenstrook begint Eindhoven-Oost met een jaren ‘70 woonwijk en een hoogspanningsstation van Tennet, passend in de ‘het-kan-nog-net-planologie’ uit de tijd waarin cultuurhistorie vooral iets was voor leden van Natuurmonumenten en de bezitters van Verkade-albums. Als je de betekenis van de nog bestaande watermolens op waarde wilt schatten is het van belang om verder te kijken dan waar het groen ophoudt en waar de stedelijkheid begint. Ook deze overgangen zijn een ontwerpopgave.

In een smalle strook groen tussen Eindhoven en Nuenen ligt de Collse watermolen.

Levend, praktisch erfgoed

Het watermolenlandschap is onderdeel van het Van Gogh Nationaal Park waar in samenwerking met gemeenten, provincie en private partijen wordt gewerkt aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in Noord-Brabant. Watermolens zijn in dat programma een waardevol fenomeen uit onze geschiedenis maar het is geen gestold cultureel erfgoed. Ze leveren nog steeds een waardevolle bijdrage aan de waterhuishouding. Op deze manier kan er waterberging plaatsvinden. Daarnaast speelt het watermolenlandschap een rol in de klimaatadaptatie. Vooral in een verstedelijkte omgeving geven de beek en haar oevers de broodnodige verkoeling in tijden van hittestress.

Het watermolenlandschap is een combinatie van natuur, cultuur en waterbeheer. Eeuwenoud en ook in deze tijd een aantrekkelijke en functionele toevoeging aan het palet van instrumenten die ingezet kunnen worden voor het herstel van de biodiversiteit, en de toenemende behoefte aan recreatie in de nabijheid van stedelijke omgeving. De kunst is het om het watermolenlandschap te koesteren, te beschermen en zorgvuldig te combineren met alle andere ruimtelijke opgaven die er zijn.

Meer informatie:

De website van het watermolenlandschap www.watermolenlandschap.nl
Erfgoeddeal 
Rijksdienst voor cultureel erfgoed
Leven met water, Rijksdienst voor Cultureel erfgoed 
Met dank aan:
Riet Meijer (Watermolenlandschap), Hans Bleumink (Watermolenlandschap), Ellen Vreenegoor (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)